Historie

De rijke geschiedenis van Huis Aerdt

Er valt veel te vertellen over de bijzondere geschiedenis van Huis Aerdt. Het is ten eerste belangrijk om te weten dat het huidige huis pas in 1651 gebouwd werd. Dit doordat haar voorganger, burcht Ter Cluse, twee maal verwoest werd.

De burcht werd na de brand in de 15e eeuw nog herbouwd, maar de zware verwoestingen door de Spaanse troepen kort voor 1600 zorgden spijtig genoeg voor de genadeslag. Gezien de geschiedenis van Huis Aerdt en burcht Ter Cluse op elkaar doorlopen beginnen we dit verhaal rond 1300. Dit is namelijk waar de oorsprong van burcht Ter Cluse vermoedelijk ligt.

De vroegst bekende bezitters waren Ricolt en Gadert van Herwen, die het goed reeds vóór 1348 in leen hadden van Sophia van Bylant. Door de eeuwen heen is de burcht in bezit geweest van een tal families.

Na de verwoestingen door de Spanjaarden liet de familie van Steenhuys het huidige huis Aerdt bouwen. Op de bovenverdieping liet heer Walraven van Steenhuys zelfs een vertrek inrichten als schuilkerk voor de rooms-katholieken, de zogenoemde ‘Altaarkamer’.

Na de familie van Steenhuys kwam in 1722 de familie van Hugenpoth in bezit van het huis. Heer Godefridus Franciscus baron van Hugenpoth tot Aerdt speelde een belangrijke rol in het beheersbaar maken van de Rijn. Godefridus heeft ervoor gezorgd dat er een strategisch plan ontwikkeld werd voor het bedijken van het gebied tegen het eind van de 18e eeuw.
Erg belangrijk voor de toekomstige Hanzesteden.

Nadat Huis Aerdt aan het einde van de 19e eeuw wederom werd overgedragen verloor het haar functie in de streek. Door ernstige schade gedurende de Tweede Wereldoorlog werd het pand voor één gulden overgedragen aan de ‘Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen’. Er volgde een ingrijpende restauratie door de stichting waardoor het huis in oude glorie werd hersteld.

Huis Aerdt heeft door de jaren heen verschillende functies gehad, van een kantoor tot een huwelijkslocatie. In het heden wordt het geëxploiteerd als vergader-, trouw- en rouwlocatie door Arthur de Nerée tot Babberich.